Een warmtepomp werkt met een koudemiddel: een vloeibare stof met een kookpunt van ruim onder de 0 °C. Hierdoor is de warmte die uit de bron wordt onttrokken – zelfs in de winter – genoeg om het koudemiddel te laten koken en verdampen in de verdamper.
In de compressor wordt deze damp samengeperst. De warmte wordt geconcentreerd, waardoor de temperatuur stijgt. Deze warmte wordt vervolgens afgegeven aan de ruimte- of tapwaterverwarming, net zoals een cv-ketel dat doet.
De damp heeft zijn warmte afgegeven, is dus afgekoeld en weer vloeibaar, net zoals stoom bij afkoeling weer waterdruppels vormt. Het koudemiddel is terug in zijn oorspronkelijke staat en het proces kan weer opnieuw beginnen.
Bron: Vereniging Warmtepompen
Bekijk de veelgestelde vragen